Niet lang daarna kondigde Harry een culturele revolutie aan als zijnde een grote sprong voorwaarts. Waar de hoofdredacteur die termen vandaan had gehaald, was Alphons een raadsel want zo belezen was Harry nou ook weer niet. Hoe dan ook doken er – zo vlak na het overlijden van Paus Johannes Paulus II – tal van reli-deskundigen op die graag hun verhaal in het Homo Blad wilden doen. Uit hun veredelde sollicitatiebrieven viste Harry het exemplaar op dat geschreven was door de cultureel meest onderlegde figuur. Althans, volgens hemzelf: hij was op het sierlijk krullende handschrift afgegaan. Een week later at hij met hem in het Amsterdamse restaurant Mirafiori aan de Hobbemastraat.
De locatie was tamelijk chique gekozen, zo aan het begin van het Vondelpark. Aan de overkant waren de schaakstukken op het Max Euweplein nog net zichtbaar. Op de volgende hoek bevond zich het Rijksmuseum en even verderop zat het Van Gogh en daar weer naast het Stedelijk. Niet dat de hoofdredacteur daar ooit was geweest, maar wat maakte het uit: er waren beroerdere plekken denkbaar. Hij zat aan een tafeltje schuin tegenover Harry Mulisch, alleen merkte hij dat niet op. De hele avond liet hij zich door de kerkhistoricus bijpraten over Rogier van der Weyden en El Greco. Letterlijk en figuurlijk gelaafd liet hij zich die nacht naar huis rijden, nog steeds in de veronderstelling dat hij met een kunsthistoricus had gesproken.
De volgende dag moest Evert de man bellen met als boodschap dat hij hem een baan aanbood als ‘Cultuurcoördinator’ bij het Homo Blad. Maar de geschiedkundige antwoordde bits: ‘Weinig zin in. Als je over Fra Angelico praat, denkt je baas dat je het over een merk Grappa hebt. Een botte boer is het. Een zak aardappelen.’ Evert had in discrete termen de boodschap doorgegeven en Harry had daarop gezegd dat hij doorging met zoeken. Maar het was op niets uitgelopen. Die culturele revolutie kwam er niet en daarmee dus ook geen grote sprong voorwaarts.
Toen Harry het een paar jaar later over een sportieve boeg gooide, mislukte ook dat. Hij had het in zwemmerskringen al verbruid door de Olympische zilveren plak van de vers uit de kast gekomen Johan Kenkhuis ‘de eerste medaille met een roze rand’ te noemen. Ook zijn andere pogingen om grote blonde sporters – argument van Harry: ze moeten wel wat mannelijks hebben – aan zich te binden liepen op niks uit. Tom Boonen vertikte het zijn Le Coq Sportif-lijn in het Homo Blad te promoten en Sven Kramer bedankte voor de eer om in schaatspak te poseren voor lycra-fetisjisten.
Ten einde raad liet Harry uitlekken dat hij overwoog zich te kandideren voor het IOC, dit onder het motto: wie weet wat het allemaal weer aan gratis publiciteit oplevert. Het toen fungerende IOC-lid prins Willem-Alexander – over groot en blond gesproken, bleek niet geïntimideerd en liet via een woordvoerder bekendmaken dat er geen vacatures waren die door een Nederlander konden worden vervuld. Evert en Alphons wisten Harry er na veel soebatten van te overtuigen het toekomstig staatshoofd niet te vermelden in zijn maandelijkse hoofdredactioneel commentaar. Wel repte Harry in het bewuste nummer van ‘discriminatie’ en ‘gepasseerd zijn’ en hij klaagde dat hij geen enkel officieel antwoord had ontvangen. Het IOC en de RVD lieten het erbij, wat Harry sterkte in zijn mening dat men hem links liet liggen. Ook dat ventileerde hij via zijn hoofdredactionele stukje. Evert en Alphons hadden de grootste moeite hem een andere kant op te duwen.