Gay! En meteen maar Theo van Gogh er achteraan.

Van 2005 tot 2009 was ik columnist voor Gay.nl: een homowebsite bestaande uit profielen, nieuws, ditjes en datjes en – inderdaad – columns. Ook was ik van 2006 tot 2008 columnist voor de Gay Krant, het oudste nog bestaande homoblad van Nederland en Europa, misschien zelfs wel van de wereld. Beide media leven inmiddels in verschillende verschijningvormen voort en dan druk ik me nog zachtjes uit. In de periode waarin ik columnist was, werd Nederland geregeerd door elkaar in hoog tempo opvolgende kabinetten Balkenende. Die (de ex-premier dus) komt dus regelmatig in de columns voor, net als Rita Verdonk, Wouter Bos en Ahmed Aboutaleb: snel verblekende sterren aan een gelukkig lang geleden verdwenen politiek firmament.

Welke onderwerpen worden er nog meer aangesneden? Komen ze: moslims, seks, het VMBO, auto’s, Madrid, Barcelona, ouders en kinderen, Kerst, feesten, Händel, eten en drinken, God, De Tweede Wereldoorlog, joden en nog veel meer. Voor elk wat wils dus. ‘Een columnist moet amuseren, aan het lachen maken, prikkelen en uitdagen; zijn gelijk is minder belangrijk dan de mate waarin hij zijn lezers uit hun tent weet te lokken.’ Aldus Arnold Heumakers in een bespreking van De armen van de inktvis, een verzamelbundel columns van Max Pam.

Bij het opruimen van mijn kastjes resp. het opschonen van mijn computer kwam ik nog een paar van die columns tegen. Ik post ze maar, wie weet valt er nog wat te lachen. De eerste gaat onder meer over Theo van Gogh, tien jaar geleden vermoord door Mohamed Bouyeri. Niet lachwekkend, wel iets prikkelend en uitdagends. En dan druk ik me nog zachtjes uit.

 

 

 

Ik ben geen homo, ik kom voor de muziek

Vorig jaar rond deze tijd volgde ik aan de Rijksuniversiteit Leiden een postdoctorale cursus Islam en Moslims in Nederland. Op de eerste bijeenkomst werd iedereen aan elkaar voorgesteld. Veel deelnemers bleken afkomstig uit de zorg, het onderwijs en de plaatselijke politiek. Een enkeling vermelde als beroep journalist of reclameman.

De collegezaal was afgeladen: iedereen zat tegen elkaar aan wat het maken van notities bemoeilijkte. De geur die er hing: een combinatie van zweet, automaatkoffie, menstruatie en ander kruisvocht, kende ik nog van vroeger. Watervaste stiften voor het whiteboard ontbraken en ook de beamer deed het niet. Kortom: sinds mijn afstuderen (1997) was er niets veranderd.

Halverwege het voorstelrondje was ik aan de beurt om mijn introductiepraatje te houden. Ik stond op, vatte mijn cv samen en zei zo terloops mogelijk dat ik bezig was met een boek over homo-arabieren. Werktitel: ‘Ik ben geen homo, ik kom voor de muziek’. Prompt viel de collegezaal stil. Iets met homo’s, iets met Arabieren (lees: moslims): dat vraagt om ellende. De heren (maar vooral dames) zorgverleners, onderwijsgevenden en locale politici keken belangstellend achterom. Geheel tegen mijn extraverte natuur in was ik blij dat ik weer kon gaan zitten.

De cursus werd gegeven volgens de Blended Learning Methode: een deel van de stof werd via een internetpagina aangeboden en wekelijks was er een chatsessie. Maar ook waren er gewone contacturen en natuurlijk die goeie ouwe syllabus. Alleen al het lezen van dat laatste boekwerkje zou voor veel moslims wel eens een openbaring kunnen zijn. Voor veel anderen trouwens ook.

Na afloop van het introductiecollege werd ik nog net niet onder de voet gelopen. Bij wie mijn boek werd uitgegeven, wilde men weten (antwoord: Uitgeverij Bulaaq – bestaat nu niet meer), en waarom was ik eigenlijk aan het project begonnen (uit nieuwsgierigheid). Gaf ik die jongens ook geld? Nou nee, mevrouw, er zit een schilder bij en kostuumontwerper en hun inkomen is veelvoud van het mijne. Maar inderdaad: de meesten hebben geen werk. En ook zij krijgen niets. Was ik ook al eens bedreigd? Ook dat ja. Gek genoeg in een obscuur hol in de Warmoesstraat. Wat ik bedoelde? Dat wilt u niet weten, mevrouw.

We waren halverwege de stof toen Theo van Gogh werd vermoord. Philippe en ik hoorden het in de auto: we zaten tussen Milaan en Florence, waar we voor een korte vakantie een appartement hadden gehuurd. Bij thuiskomst bleek de cursus als een nachtkaars te zijn uitgegaan. De meeste deelnemers waren door de nasleep moslimmoe geworden en ikzelf vormde daarop geen uitzondering. Toch kreeg iedereen die bij voldoende chatsessies en bijeenkomsten aanwezig was geweest en zijn opdrachten had ingeleverd het certificaat.

Ongeveer hetzelfde lot was mijn boek beschoren. Door alle commotie trok de ene na de andere geïnterviewde zich terug, waaronder overigens niet de schilder en de kostuumontwerper. Sommigen wilden hun verhaal zodanig wijzigen dat er niets meer van over bleef, anderen veranderden voortdurend van schuilnaam (waardoor ik plotseling met vijf ‘Hamids’ zat opgescheept) en een enkeling werd van schrik eerst bi- en daarna heteroseksueel.

Een pizzabezorger (die van alle ondervraagden toevallig het ongeloofwaardigste verhaal had verteld) beëindigde zijn medewerking met de smoes dat ‘hij toch alleen maar goed was voor seks’. Van dit staaltje zelfkennis heb ik gelukkig nog vaak mogen profiteren. De laatste opzegging kwam van iemand die zei dat er ‘in deze tijd zo negatief over Moslims wordt geschreven in de media. Dat zal jij straks ook wel gaan doen.’ Nou was ik dat helemaal niet van plan, maar ik vermoedde ook dat die bewering niet klopte.

De bevestiging daarvan stond vorige week in de Volkskrant en in NRC/Handelsblad. Onderzoekers aan de Universiteit van Amsterdam hadden aangetoond dat kranten, televisie en andere media na de moord op Van Gogh juist een verzoenende, begripvolle en interpreterende toon hadden aangeslagen. De paginagrote stukken met uitleg over de ‘Islam en Moslims in Nederland’ herinnerde ik me nog goed. Ze waren een samenvatting van onze eigen, helaas zo weinig gelezen, goeie ouwe syllabus.

Gay.nl, november 2005