Op 6 november aanstaande verschijnt mijn nieuwe verhalenbundel Dood kind bij de Haagse uitgeverij U2pi. Inmiddels zijn de beslissingen genomen over de voorkant, de achterplat, de rug en niet te vergeten over de inhoud.
Thans zijn we in het redactiestadium. Ik kreeg een Pak van Sjaalman binnen van een enthousiaste redactrice die mij aangaande sommige onderwerpen stevig met mijn neus op de feiten drukte.
Zo komt er een verhaal in het boek voor dat gaat over een joodse vrouw die… (en dat verklap ik niet). Het gaat om dat joodse… of Joodse (let op de hoofdletter). Commentaar van de redactrice: ‘Een Jood behoort tot het Joodse volk, het Jodendom (in etnisch-culturele zin), de Joodse gemeenschap, enz. Als het om een religieuze aanduiding gaat, zijn jood, jodin, joods en jodendom juist, met een kleine letter, net als christen, christendom, hindoe, hindoeïstisch, moslim en moslima.’ Wat je natuurlijk behoort te weten als je ook zelf in het vak zit.
Maar er is meer. Plotseling word je geconfronteerd met (je gebrek aan) correct leestekengebruik, zaken als ‘o’ en ‘oh’ en het al dan niet gebruiken van een hoofdletter als de Heilige Familie ter sprake komt. Ook ben ik geen ster in de distributie van haakjes, streepjes en tussenwerpsels om nog maar te zwijgen van puntjes op het eind…
Het is gemiereneuk (of is dat met dubbel n?), maar dat kan nu eenmaal niet anders in dat even veelbesproken als veelgeroemde (en vervloekte) redactiestadium. Desondanks doet het me denken aan een artikel dat ik 25 jaar geleden moest lezen van een Universitair docente Taalkunde. De titel van het stuk luidde: ‘Wat betekent ‘toch’ toch?’ Kijk, dan weet je het wel. Hier waren geen mieren, maar microben aan het neuken. Mevrouw was dan ook niet blij met mijn reactie onder de titel: ‘Wat betekent ‘nou’ nou?’
Gelukkig leeft ze niet meer.
Hoewel ik beken benieuwd te zijn naar wat ze had gevonden van de geredigeerde versie van Dood kind.