Wat doe je nou telkens op die begraafplaatsen? Dat is een vraag die me via de socials en in real life vaak wordt gesteld. Antwoord: zoek er maar niet zoveel achter. Voor een van mijn opdrachtgevers verzorg ik samen met collega’s maandelijks een rubriek in een vakblad ‘dat erover gaat’.
Nu en dan krijg ik een hint van leden van een vereniging voor funerair erfgoed, andere deskundigen of een van de vele vrijwilligers die historische begraafplaatsen runnen. Ik bezoek dan het kerkhof, soms met een fotograaf, maar meestal alleen, geef een eerste indruk, lees me verder in en ik interview een betrokkene. Soms is een begraafplaats om andere dan historische redenen bijzonder. Er bestaan dodenakkers op een chemische fabriek, in sloppenwijken of in een moeras.
Ooit bezocht ik een begraafplaats die technisch gezien op een groot vliegveld lag, in Griekenland belandde ik in knekelhuisjes van verschillend formaat (met een al even verschillende inhoud) en dichter bij huis was ik in een fraai paviljoentje dat was gebouwd om schijndoden te herbergen. Samen met mijn echtgenoot liepen wij over een begraafplaatsje nabij het Japanse Hiroshima waar de urnen met as van een groot deel van de familie van zijn moederskant lag begraven (zie foto).
We leven en dus gaan we dood. Wat er daarna gebeurt weet niemand, maar met de stoffelijke resten van wie we ooit waren gaan we maar op een paar manieren om. Enkele uitzonderingen daargelaten: verbranden, de zee in of de grond in. Het hoe en waarom van het laatste geval – en bijvoorbeeld voor wat voor merkteken wordt gekozen (van bordje tot grafkapel) – is interessant genoeg voor een maandelijks onderzoek. En oh ja: voor tips weet je me te vinden.