Monthly Archives: October 2014

Toekomstig oud-redacteur Evert van Zuiden overdenkt zijn zonden. En die van Harry.

Gedemotiveerd raapte Evert de krant op en legde hem op de rand van de salontafel. Hij kon er amper bij. Daarna ging hij maar weer verder met het begieten van de plantjes. In feite had Dennis gelijk. Op Harry kon je inderdaad niet altijd rekenen, sterker nog: op Harry kon je eigenlijk nooit rekenen. Als hij iemand ontsloeg, nam hij hem de volgende dag weer aan. Leuk voor de ontslagene, maar veel geloofwaardiger werd je er niet op, als hoofdredacteur. Hetzelfde gold voor de bonnetjes. Er belandden nu en dan verschillende nota’s op zijn bureau met dezelfde datum en tijd. Dat klopte dus niet: óf Harry had aan een leverancier gevraagd de bon te veranderen – wat stom was, want Evert kwam er hoe dan ook achter, zo groot was de regio Eindhoven nou ook weer niet – óf Harry verzamelde ook de facturen van iemand anders. Van Neon bijvoorbeeld of van één van zijn lovers. Wat moest Harry anders bij een nailstudio, een kapperscongres of een sportschool? Niets natuurlijk.

Wel viste Harry altijd precies díe enveloppen uit de brievenbus waarvan hij wist dat het de premièrekaartjes waren van de Nederlandse Opera, het Nationaal Ballet of het Nederlands Danstheater. Als Evert dan later de persvertegenwoordiger aan de telefoon had die vroeg waarom er in het Homo Blad geen recensie had gestaan, moest hij naar waarheid antwoorden dat hij geen toegangsbewijs of iets wat daar op leek had gezien. Geen wonder: Harry was met Neon of met iemand anders wel naar de voorstelling geweest, maar had geen mens er wat van verteld.

Iets dergelijks gold voor bespreekexemplaren van boeken. Door Harry aangevraagd, betekende: verstuurd naar diens privéadres. Daardoor kwam het dat de hoofdredacteur die nou niet bepaald bekend stond om zijn belezenheid, laat staan om zijn parate kennis, toch beschikte over een bibliotheek waar menig buurman – vaak gepromoveerd of zelfs hoogleraar – jaloers op kon zijn. Harry besteedde soms complete avonden aan het maken van vouwbewegingen in de rug en het in rap tempo omslaan van pagina’s om het boekwerkje in kwestie een stukgelezen uiterlijk te doen geven. Dat kon mooi worden gecombineerd met het beluisteren van cd´s of het bekijken van dvd´s die hij ter recensie had aangeboden gekregen, of liever: had opgevraagd. Het resultaat was hetzelfde: Harry genoot ervan, maar er verscheen niets over in het Homo Blad.

Het was een raadsel waarom het kersverse Kamerlid dit gedrag zo lang had kunnen volhouden. Je zou er na twee of drie pogingen toch mee ophouden als je redacteur, uitgever of producent was? Maar nee hoor: seizoenenlang zat Harry eerste rang in het Muziektheater, tussen de voormalige PvdA-vrienden van Rien Spijker die allemaal wél voor hun kaartjes hadden betaald. Dat Harry zich na afloop in Amsterdamse vijfsterrenhotels verder liet vertroetelen, vergat Evert in zijn vergevingsgezindheid maar even.

Gay! En meteen maar Theo van Gogh er achteraan.

Van 2005 tot 2009 was ik columnist voor Gay.nl: een homowebsite bestaande uit profielen, nieuws, ditjes en datjes en – inderdaad – columns. Ook was ik van 2006 tot 2008 columnist voor de Gay Krant, het oudste nog bestaande homoblad van Nederland en Europa, misschien zelfs wel van de wereld. Beide media leven inmiddels in verschillende verschijningvormen voort en dan druk ik me nog zachtjes uit. In de periode waarin ik columnist was, werd Nederland geregeerd door elkaar in hoog tempo opvolgende kabinetten Balkenende. Die (de ex-premier dus) komt dus regelmatig in de columns voor, net als Rita Verdonk, Wouter Bos en Ahmed Aboutaleb: snel verblekende sterren aan een gelukkig lang geleden verdwenen politiek firmament.

Welke onderwerpen worden er nog meer aangesneden? Komen ze: moslims, seks, het VMBO, auto’s, Madrid, Barcelona, ouders en kinderen, Kerst, feesten, Händel, eten en drinken, God, De Tweede Wereldoorlog, joden en nog veel meer. Voor elk wat wils dus. ‘Een columnist moet amuseren, aan het lachen maken, prikkelen en uitdagen; zijn gelijk is minder belangrijk dan de mate waarin hij zijn lezers uit hun tent weet te lokken.’ Aldus Arnold Heumakers in een bespreking van De armen van de inktvis, een verzamelbundel columns van Max Pam.

Bij het opruimen van mijn kastjes resp. het opschonen van mijn computer kwam ik nog een paar van die columns tegen. Ik post ze maar, wie weet valt er nog wat te lachen. De eerste gaat onder meer over Theo van Gogh, tien jaar geleden vermoord door Mohamed Bouyeri. Niet lachwekkend, wel iets prikkelend en uitdagends. En dan druk ik me nog zachtjes uit.

 

 

 

Ik ben geen homo, ik kom voor de muziek

Vorig jaar rond deze tijd volgde ik aan de Rijksuniversiteit Leiden een postdoctorale cursus Islam en Moslims in Nederland. Op de eerste bijeenkomst werd iedereen aan elkaar voorgesteld. Veel deelnemers bleken afkomstig uit de zorg, het onderwijs en de plaatselijke politiek. Een enkeling vermelde als beroep journalist of reclameman.

De collegezaal was afgeladen: iedereen zat tegen elkaar aan wat het maken van notities bemoeilijkte. De geur die er hing: een combinatie van zweet, automaatkoffie, menstruatie en ander kruisvocht, kende ik nog van vroeger. Watervaste stiften voor het whiteboard ontbraken en ook de beamer deed het niet. Kortom: sinds mijn afstuderen (1997) was er niets veranderd.

Halverwege het voorstelrondje was ik aan de beurt om mijn introductiepraatje te houden. Ik stond op, vatte mijn cv samen en zei zo terloops mogelijk dat ik bezig was met een boek over homo-arabieren. Werktitel: ‘Ik ben geen homo, ik kom voor de muziek’. Prompt viel de collegezaal stil. Iets met homo’s, iets met Arabieren (lees: moslims): dat vraagt om ellende. De heren (maar vooral dames) zorgverleners, onderwijsgevenden en locale politici keken belangstellend achterom. Geheel tegen mijn extraverte natuur in was ik blij dat ik weer kon gaan zitten.

De cursus werd gegeven volgens de Blended Learning Methode: een deel van de stof werd via een internetpagina aangeboden en wekelijks was er een chatsessie. Maar ook waren er gewone contacturen en natuurlijk die goeie ouwe syllabus. Alleen al het lezen van dat laatste boekwerkje zou voor veel moslims wel eens een openbaring kunnen zijn. Voor veel anderen trouwens ook.

Na afloop van het introductiecollege werd ik nog net niet onder de voet gelopen. Bij wie mijn boek werd uitgegeven, wilde men weten (antwoord: Uitgeverij Bulaaq – bestaat nu niet meer), en waarom was ik eigenlijk aan het project begonnen (uit nieuwsgierigheid). Gaf ik die jongens ook geld? Nou nee, mevrouw, er zit een schilder bij en kostuumontwerper en hun inkomen is veelvoud van het mijne. Maar inderdaad: de meesten hebben geen werk. En ook zij krijgen niets. Was ik ook al eens bedreigd? Ook dat ja. Gek genoeg in een obscuur hol in de Warmoesstraat. Wat ik bedoelde? Dat wilt u niet weten, mevrouw.

We waren halverwege de stof toen Theo van Gogh werd vermoord. Philippe en ik hoorden het in de auto: we zaten tussen Milaan en Florence, waar we voor een korte vakantie een appartement hadden gehuurd. Bij thuiskomst bleek de cursus als een nachtkaars te zijn uitgegaan. De meeste deelnemers waren door de nasleep moslimmoe geworden en ikzelf vormde daarop geen uitzondering. Toch kreeg iedereen die bij voldoende chatsessies en bijeenkomsten aanwezig was geweest en zijn opdrachten had ingeleverd het certificaat.

Ongeveer hetzelfde lot was mijn boek beschoren. Door alle commotie trok de ene na de andere geïnterviewde zich terug, waaronder overigens niet de schilder en de kostuumontwerper. Sommigen wilden hun verhaal zodanig wijzigen dat er niets meer van over bleef, anderen veranderden voortdurend van schuilnaam (waardoor ik plotseling met vijf ‘Hamids’ zat opgescheept) en een enkeling werd van schrik eerst bi- en daarna heteroseksueel.

Een pizzabezorger (die van alle ondervraagden toevallig het ongeloofwaardigste verhaal had verteld) beëindigde zijn medewerking met de smoes dat ‘hij toch alleen maar goed was voor seks’. Van dit staaltje zelfkennis heb ik gelukkig nog vaak mogen profiteren. De laatste opzegging kwam van iemand die zei dat er ‘in deze tijd zo negatief over Moslims wordt geschreven in de media. Dat zal jij straks ook wel gaan doen.’ Nou was ik dat helemaal niet van plan, maar ik vermoedde ook dat die bewering niet klopte.

De bevestiging daarvan stond vorige week in de Volkskrant en in NRC/Handelsblad. Onderzoekers aan de Universiteit van Amsterdam hadden aangetoond dat kranten, televisie en andere media na de moord op Van Gogh juist een verzoenende, begripvolle en interpreterende toon hadden aangeslagen. De paginagrote stukken met uitleg over de ‘Islam en Moslims in Nederland’ herinnerde ik me nog goed. Ze waren een samenvatting van onze eigen, helaas zo weinig gelezen, goeie ouwe syllabus.

Gay.nl, november 2005

 

De figuur waarop onze held Harry Kardol is gebaseerd, heeft zijn huis te koop gezet. In De Zorgpartij staat een buurtomschrijving…

Hij keek uit het raam. In zijn villaparkje woonden voornamelijk Philipsdirecteuren die niet waren meeverhuisd naar Amsterdam. Tweede garnituur dus, wist zelfs Harry. Met de jaren had hij hun auto’s zien veranderen. Van een Mercedes E-klasse naar iets daaronder, een C-klasse of zo, en daarna een Volkswagen Passat en ten slotte een Golf. Het boodschappenwagentje voor de vrouw was allang de deur uit gedaan.

Het was een recent ontworpen wijkje geweest toen hij zijn bungalow kocht. Van de tekening. Hij had het laatste bouwnummer wat resulteerde in huisnummer 100. Voordeel: iedereen onthield het. Nadeel: het huis stond aan het eind, of aan het begin: het was maar hoe je het bekeek, van de straat die het buurtje met de weg naar Eindhoven Centrum verbond. Steeds slechter ziende buren reden steeds vaker per ongeluk Harry’s oprijlaantje in en knalden dan niet onzacht tegen de garagedeur. Ondanks de klap bleef het meestal bij blikschade: de auto’s waren weliswaar steeds kleiner en goedkoper geworden, maar ook een stuk veiliger.

Harry merkte al snel dat ’s avonds de koplampen van het wagenpark van het voormalige Philipsmanagement bij hem door de ruiten schenen. Een winter lang had hij dat wel spannend gevonden: het deed hem denken aan de eerste darkrooms die hij samen met Jaap had ontdekt. Maar de herfst daarop begon hij zich er wild aan te ergeren. Een Homo Blad-bijlage over zonwering en een flink stuk bartening deed gelukkig wonderen. De adverteerders hadden wel vreemd opgekeken, raambekleding was namelijk een voorjaarsonderwerp, maar Harry had ze de oren van de kop gekletst over laag staande zon en andere smoezen. Drie weken later was de bungalow aan de voorkant lichtdicht.

Harry en zijn oplages: gewoon, omdat het kan…

De week daarop verscheen hij in de belangrijkste talkshows. Dat hij minstens een kop groter was dan de overige gasten aan tafel gaf hem automatisch een zekere autoriteit. Natuurlijk wist niemand iets van de mapjes met informatie die klaarlagen in de Lexus, maar wat maakte dat uit? Harry hield van de camera en de camera hield van hem. Als hij op tv was geweest steeg de oplage van het Homo Blad. Tenminste: dat vertelde hij de redacteuren. Hoe dan ook ontsloegen zijn televisieoptredens hem van vervelende klusjes als vergaderen, het voeren van functioneringsgesprekken en het houden van toezicht op de financiële administratie. Dat hij bijgevolg zo goed als nooit op kantoor was, moesten ze maar voor lief nemen. Post met zijn naam erop ontwikkelde zich soms tot een berg die niet eens meer in de verhuisdoos paste die speciaal voor dit doel naast Harry’s bureau was neergezet.

Zijn publieke optredens brachten hem regelmatig in de hoofdstad. Want hoe hij ook hield van het platteland en hoe groot ook zijn betrokkenheid was bij het COC afdeling Noordoost Brabant-midden, op gay-gebied gebeurde het toch allemaal in Amsterdam. Niet alleen zat daar het hoofdbastion van het COC en het Aids Fonds – waar hij natuurlijk vaak moest zijn, ook liet hij zich regelmatig zien in de Reguliersdwarsstraat, de Halvemaansteeg en de Kerkstraat. Het voorzitten van jury’s, het presenteren van gala’s, het openen van kroegen: hij werd er altijd weer voor gevraagd en in vrijwel alle gevallen vonden de festiviteiten binnen de grachtengordel plaats.

Hetzelfde gold voor vergaderingen ter bepaling van de subsidie voor experimentele homokunst, een forum teneinde het beeld van homoseksuele asielzoekers vast te stellen en het aanbieden van eerste exemplaren van boeken met homothematiek. Bovendien waren televisieopnames steeds vaker in Studio Plantage en in de Westergasfabriek, in plaats van op het Hilversumse mediapark. Kortom: minstens een keer per week reed de gouden Lexus naar Amsterdam. Met altijd de plastic mappen vol informatie binnen handbereik.