De figuur waarop onze held Harry Kardol is gebaseerd, heeft zijn huis te koop gezet. In De Zorgpartij staat een buurtomschrijving…

Hij keek uit het raam. In zijn villaparkje woonden voornamelijk Philipsdirecteuren die niet waren meeverhuisd naar Amsterdam. Tweede garnituur dus, wist zelfs Harry. Met de jaren had hij hun auto’s zien veranderen. Van een Mercedes E-klasse naar iets daaronder, een C-klasse of zo, en daarna een Volkswagen Passat en ten slotte een Golf. Het boodschappenwagentje voor de vrouw was allang de deur uit gedaan.

Het was een recent ontworpen wijkje geweest toen hij zijn bungalow kocht. Van de tekening. Hij had het laatste bouwnummer wat resulteerde in huisnummer 100. Voordeel: iedereen onthield het. Nadeel: het huis stond aan het eind, of aan het begin: het was maar hoe je het bekeek, van de straat die het buurtje met de weg naar Eindhoven Centrum verbond. Steeds slechter ziende buren reden steeds vaker per ongeluk Harry’s oprijlaantje in en knalden dan niet onzacht tegen de garagedeur. Ondanks de klap bleef het meestal bij blikschade: de auto’s waren weliswaar steeds kleiner en goedkoper geworden, maar ook een stuk veiliger.

Harry merkte al snel dat ’s avonds de koplampen van het wagenpark van het voormalige Philipsmanagement bij hem door de ruiten schenen. Een winter lang had hij dat wel spannend gevonden: het deed hem denken aan de eerste darkrooms die hij samen met Jaap had ontdekt. Maar de herfst daarop begon hij zich er wild aan te ergeren. Een Homo Blad-bijlage over zonwering en een flink stuk bartening deed gelukkig wonderen. De adverteerders hadden wel vreemd opgekeken, raambekleding was namelijk een voorjaarsonderwerp, maar Harry had ze de oren van de kop gekletst over laag staande zon en andere smoezen. Drie weken later was de bungalow aan de voorkant lichtdicht.