Op het kerkhof

De periode tussen Kerst en Oud en Nieuw is agendatechnisch een soort niemandsland. Werken heeft niet zo veel zin. En omdat iedereen er zo over denkt is heel Nederland vrij. De ene helft van de vakantievierders gaat winkelen en de andere helft neemt de wijk naar het buitenland. Dat doe ik de rest van het jaar ook al. Daarom maak ik eind december van de gelegenheid gebruik om kerkhoven te bezoeken.

 

Ik heb drie favorieten. Op de eerste plaats Ockenburg, in de duinen bij Den Haag. Daar ligt mijn vorige partner begraven, u weet wel: die jongen die geschept werd door een Ghanese illegaal die drugs en prostituees van de Bijlmer naar de Wallen vervoerde en weer terug. Waarschijnlijk valt hij nu onder die fijne pardonregeling van Wouter Bos.

 

Maar laten we het gezellig houden. Tussen de zerken bevindt zich veel blijvend groen. Naaldbomen en struiken vol distels wisselen elkaar af en zelfs in dit barre jaargetijde ontkiemt er nu en dan een plantje tussen de resten van een verwaarloosd graf. Net als in de wereld der levenden liggen de moslims ergens apart. Een wandeling over dit kerkhof staat gelijk aan een blik op de sociologische staalkaart van Den Haag. Telgen van chique diplomatenfamilies als Patijn, Kasteel en De Hoop Scheffer hebben hun eindbestemming gevonden naast het plebs uit de Schilderswijk. Alleen de inscripties tonen het verschil in afkomst.

 

De elite weet hoe het hoort en beschrijft nuchter wie er onder welke steen ligt en van wanneer tot wanneer mevrouw of meneer in dit ondermaanse mocht verblijven. Het vulgus echter pakt flink uit met foto’s en citaten van de ontslapene, in beton gegoten knuffeldieren of complete bouwwerken waaruit de geniale creativiteit van de LTS-er in kwestie moet blijken. Toppunt van wansmaak is de Volkswagen Golf Cabrio (bouwjaar 1979) die als bas-reliëf in een steen is gegraveerd terwijl diezelfde steen vermeldt dat degene die eronder rust in het afgebeelde voertuig om het leven is gekomen.

 

Dat soort fratsen zie je niet op Rooms-katholieke begraafplaats Buitenveldert. Ingeklemd tussen de zuidelijke ringweg van Amsterdam en de Amstelveenseweg is deze oase van rust een geliefde wandelplek voor menig stadsbewoner. En dus ook voor mij. Je bent in de natuur en toch hoor je het gezoem van het verkeer op de A10 en het gedaver van de werkzaamheden rondom het Olympisch Stadion. En als de wind gunstig is snuif je de bakvetgeur op van de ernaast gelegen FEBO Olympia. Heerlijk.

 

Buitenveldert is de favoriete rustplek voor Amsterdamse katholieke families, mits niet afkomstig uit de Jordaan. Op de grafstenen prijken dan ook vooral de namen van de geslachten Vroom, Dreesmann, Van Loon, Brenninkmeijer en – inderdaad – Splint. Ons familiegraf ligt naast dat van Wim Sonneveld. Frappant: in beide kuilen is nog slechts plaats is voor één stoffelijk overschot. Als mijn tijd gekomen is, verdwijn ik niet in het graf van de familie Splint, dat is nu eenmaal zo afgesproken. En in dat van de Sonneveld-clan waarschijnlijk ook niet, hoewel juist daarin alleen maar homo’s liggen.

 

Tot slot neem ik u mee naar Algemene Begraafplaats Onderlangs te Castricum, het dorp waar ik ben opgegroeid. Onderlangs ligt – net als Ockenburg – aan de voet van de duinen. Het grenst aan de spoorlijn Den Helder – Amsterdam, die door zoveel wanhopigen wordt benut om zelfmoord te plegen. Om dan vervolgens honderd meter verderop te worden begraven. Het uitvaartcentrum waar de overblijfselen worden opgebaard ligt er precies tussenin. Doelmatigheid kan de Noord-Hollanders niet worden ontzegd.

 

Als ik over het glooiende kerkhof loop, lees ik de namen Lute, Stuifbergen, Kaandorp, Kuijs, Wokke, Beetjes, Jonker, Driesen, Schermer, Zuurbier, Stet, kortom: het is net alsof je in de open lucht een boek van Bordewijk aan het lezen bent. Met wind van zee en een flinke regenbui, veranderen de paden in modderstromen die de kiezelsteentjes (niet te verwarren met kleine botjes) langzaam richting het spoor voeren. Bossen bloemen en ander grafwerk drijven soms gewoon mee. Vaasjes, Mariabeelden en andere prullaria waaien de weg op en worden dan meegenomen door een zuinige boer die ze op vrijdag (visdag!) cadeau doet aan zijn vrouw.

 

Maar ’s zomers is het heerlijk wandelen tussen de laatste rustplaatsen van de families van mijn ex-klasgenoten. Of die van mijn ex-klasgenoten zelf, want enkelen hebben inmiddels het tijdige met het eeuwige verwisseld. Soms hebben zij prachtige grafteksten toebedeeld gekregen zoals: ‘Wie de Goden liefhebben, die nemen zij jong tot zich.’ Of: ‘Wij respecteren je keuze’. Ook mooi is deze: ‘Hij was nog zo klein/Toch mocht hij niet lang bij ons zijn.’ Daar is een dichter aan het werk geweest, dat lees je onmiddellijk. Mijn ouders komen er trouwens ook te liggen wat ik een hele geruststelling vind. Het geeft toch weer een extra dimensie aan mijn jaarlijkse kerkhofbezoek. Eén overeenkomst tussen Ockenburg, Buitenveldert en Onderlangs wil ik u ten slotte niet onthouden: God is nergens te bekennen. Gelukkig Nieuwjaar.

 

Gay.nl, december 2006