Zelfmoord II
Het toeval wilde dat mijn moeder, dezelfde die onze buurvrouw had moeten identificeren, in die periode stevige pijnstillers gebruikte. Haar medicijnkast puilde uit van de ibuprofen, codeïne en ampullen morfine. Voor de veiligheid en bij wijze van noodrem bewaarde ze de naalden in een hoedendoos op zolder. Ze mocht zichzelf inspuiten aangezien ze was opgeleid tot doktersassistente.
In die tijd was ik nog naïever dan nu. En een stuk schijteriger, vandaar dat ik afzag van een injectie. In plaats daarvan knipte ik op een avond dat mijn ouders niet thuis waren een stuk of dertig capsules codeïne open, loste het poeder op in een glas cognac en werkte het mengsel in een paar slokken naar binnen. Het had niet het beoogde effect.
Wel vonden mijn ouders de volgende dag dat ik nogal lang sliep en verschrikkelijk uit mijn bek stonk. Verder stelden ze geen vragen, wat voor mij een bewijs van hun desinteresse was. Ze hadden sowieso voor weinig zaken belangstelling en voor mijn toekomstplannen (of liever: het gebrek daaraan) al helemaal niet. Tegelijkertijd waren ze juist weer wel van het laatste nieuws in Castricum op de hoogte. Echtscheidingen, ongeneeslijke ziektes, kinderen met wie wat mis was: je kon ze er midden in de nacht voor wakker maken.
Daardoor werd elk geval van suïcide vaak nog dezelfde avond aan onze eettafel besproken. ‘De zoon van Jaap en Trudie heeft het zélf gedaan,’ zei mijn moeder dan. En in één adem voegde ze er een veroordeling aan toe. Het was niet nodig geweest, wat heeft hij zijn ouders aangedaan, het is een schande, wat zullen ze bij de kerk wel niet denken, dat soort dingen. Tragisch dieptepunt in die serie non-argumentaties was haar reactie op de succesvolle zelfmoordpoging van onze achterbuurjongen Menno.
Dit prachtige blonde joch was handig met elektriciteit en goed in scheikunde. Deze expertise bracht hij in de praktijk toen hij een krachtig explosief fabriceerde dat hij op zijn buik bond en met een aan zijn ledematen vastgeplakte stroomdraad tot ontploffing bracht. Tegenwoordig is deze methode volledig ingeburgerd onder moslimterroristen, maar twintig jaar geleden was het een unieke manier van zelfdoding. Behalve het slachtoffer werd ook een deel van zijn ouderlijk huis verwoest. Mijn moeder fietste er langs en kwam thuis met de mededeling: ‘Verdorie, de hele gevel hangt uit het lood! Had dát nou gemoeten?’
Het bovenstaande komt misschien wat gechargeerd over, maar in grote lijnen is het de waarheid. Ikzelf heb de beslissingen van onze buurvrouw, Menno en dat handjevol anderen die later mijn pad hebben gekruist en zich (weer wat later) van het leven hebben beroofd altijd gerespecteerd. Omdat ik vind dat zelfmoord het resultaat is van een van de diepste menselijke verlangens. Het is eigenlijk de ultieme wens: er niet meer willen zijn. En waarom? Wij achterblijvers kunnen er alleen maar naar raden. Zelfs een afscheidsbrief geeft niet alle geheimen prijs. En dat hoeft natuurlijk ook niet: wie het slachtoffer (M/V) goed kent, serieus neemt en liefheeft kan alleen maar eerbiedig op zijn of haar besluit reageren.
Tot slot. Het begrip ‘respect’ is een modewoordje geworden dat wordt misbruikt door een verzameling lanterfantende uitkeringtrekkers, hiphoppende allochtonen en incompetente politici. Het zij zo. Maar als het gaat om een zaak van leven en (een al dan niet zelfgekozen) dood, staan zulke mensen met hun mond vol tanden. En niet alleen zij. Ik geef toe dat ik ook wel naar woorden moet zoeken wanneer me wordt verteld dat iemand zich van het leven heeft beroofd. Maar vóór alles respecteer ik de beslissing, laat de overledene in zijn waarde en hoop dat hij heeft gevonden wat hij zocht. Met die houding kun je rustig over zelfmoord blijven publiceren. En daar ging het me in deze twee stukjes om.
Gay.nl, juli 2006