Om mijn negenenveertigste verjaardag iets draaglijker te maken, verbleven Philippe en ik vorige week in New York. Je moet toch wát, als je een bijna fysieke afkeer hebt van jaarlijks terugkerende gebeurtenissen als Kerst, Koningsdag en je geboortemoment.
Het woordje ‘bijna’ is trouwens een eufemisme: als ik de verhalen van mijn moeder mag geloven, ging ik tot mijn twaalfde de eerste week van oktober elke dag over mijn nek.
Een middagje opera
We logeerden in het appartement van Amsterdamse vriend P. In een ver verleden kregen we hem zo gek getuige bij ons huwelijk te zijn. Dit keer was hij gastheer en reisleider in de Big Apple en we zaten dus voor nop in Midtown Manhattan. Tot zover het goede financiële nieuws.
Als verjaardagscadeau hadden de heren een middagje opera gepland. Ik ben natuurlijk zo’n lul die even online gaat kijken wat zoiets kost en ik zag zesderangsplaatsen voor $ 315,-. Een vergelijkbaar kaartje kost in Amsterdam (met volgens velen – inclusief ondergetekende – het beste operahuis ter wereld) de helft. Natuurlijk: de andere helft is subsidie, maar toch.
Hetzelfde geldt voor musea en andere attracties. Metropolitan Museum: $ 25,-. Het MoMa (alleen de vijfde en hoogste verdieping is interessant en er was zichtbaar en hoorbaar een verbouwing aan de gang): idem. The Frick Collection (google it): ongeveer precies hetzelfde. En even op en neer naar de zeventigste verdieping in het Rockefeller Center: $ 44,- (pp.) inclusief verplichte film, foto en wachtrij.
Failliet
Voor horecatijgers als ik is New York een ramp. Restaurant- en cafébezoek kost een fortuin. Een minder dan gemiddelde fles wijn bestel je voor $ 44,-. Voor de duidelijkheid: in een minder dan gemiddeld restaurant, waar elke gang minstens $ 25,- kost. Ex de fooi van 20% dus. Als we in plaats van zes dagen, zes weken waren gebleven, waren we failliet geweest.
Even terug naar die subsidies, of liever: de afwezigheid daarvan. Gek genoeg is openbaar vervoer goedkoop, zelfs de veerponten die om Manhattan heen varen kosten bijna niets. Een fantastische optie voor wie de woekeraars ten zuiden van het financial district (Wall Street!) wil vermijden. En over lage prijzen gesproken: fans van Nike, Levi’s en Tommy Hilfiger zijn in New York aan het juiste adres.
Maar er is meer vrolijks. Winkeljongens en -meiden zijn cool. Ik wilde hier eerst schrijven: ‘vet’, maar dat is in dit verband wat al te letterlijk. Philippe’s prachtige benen werden aan een test onderworpen middels het passen van een rokje. De sneakerverkoper trok op commando niet alleen zijn schoenen, maar ook zijn sokken uit – wat natuurlijk nóg geiler is – en de jongen van de souvenirshop bij de gym om de hoek van ‘ons’ appartement deed shirtless zijn oefeningen voor.
Zelfs de biljarttafel staat op dezelfde plaats
Doordat zowat iedereen in New York openlijk LHBT+ kan zijn, valt het homo-uitgaansleven wat tegen. Als je nooit en nergens de hetero hoeft uit te hangen, waarom zou je dan ‘s avonds naar een gay bar of een party gaan? Buiten dat: online is een date zo gescoord. Voor seks hoef je de deur niet meer uit. Of je nu in Amsterdam woont of in New York.
Mede daardoor maakt bijvoorbeeld de iconische Stonewall Inn een anachronistische indruk. Het café (toch al een zeldzaamheid in Manhattan) verschilt in niets van de Amsterdamse Spijkerbar. Zelfs de biljarttafel staat op dezelfde plaats. Het is daar 1998, wat ons deed denken aan de periode waarin we de onheilspellende leeftijd van dertig jaar naderde. Dit gevoel werd nog versterkt door muziek uit de nineties, de uit elkaar vallende barkrukken en de rolstoel-wc op de eerste verdieping.
Maar goed, vermakelijk was het allemaal wel. Ook leuk was het, dat de portier de fooi weigerde. Dat maakte het uitgaan voor New Yorkse begrippen toch een stuk voordeliger. Als ik goed reken, word ik volgend jaar vijftig. Dan heeft Philippe een reisje naar Tokyo gepland. Vast een stuk goedkoper.